Een gezond hoofd is voor een taekwondoïn minstens even belangrijk als een getraind lichaam en een goede techniek en tactiek. Sportpsycholoog Cedric Arijs had er een zeer interessant gesprek over met onze collega’s van de website Gezond Sporten. Een heel interessant interview waar wij tien opvallende conclusies konden uithalen.
Arijs: ‘Niet meer dan in de algemene bevolking. De meeste studies tonen een gelijkaardig cijfer: één op vier tot één op drie atleten komt in een bepaald moment in zijn of haar leven in contact met een mentale problematiek. De enige mentale problemen waar sporters wel gevoeliger voor zijn blijken eetproblemen.’
‘Topsporters kampen met dezelfde symptomen, al hebben die vaker een grotere impact op hun leven. Als werknemer in een bedrijf is er vaak een reïntegratietraject dat je op je eigen tempo kan volgen. Bij topsporters tikt de klok genadeloos verder. Je bent uit competitie, en je vraagt je af: zal het nog lukken om terug op niveau te geraken? Dat maakt de depressie niet anders bij topsporters, maar die druk belemmert wel het herstel. Een ideale wereld bestaat niet. Atleten zijn mensen met ouders die scheiden, hebben schoolresultaten die tegenvallen, zijn onderhevig aan relaties die stuklopen of geliefden die ernstig ziek worden. Als coach kan je niet meer doen dan je best om mentale problemen vroegtijdig te zien. Het zien en de atleet er op aanspreken is al zeer waardevol. Spreek een expert in een vakgebied gerust aan. Zij zijn de specialisten terzake. Als ze je atleet kunnen helpen, waarom niet?’
Vooral als topsporter hangt je identiteit vaak vast aan je beroep. De meeste topsporters zijn het ook al vanaf hun kindertijd. Valt de sport weg, wat ben je dan nog? Dat verlies ervaren topsporters vaak harder dan iemand die van werk verandert na een bepaalde periode.’
Als je een nederlaag lijdt, zeg dan niet “volgende keer beter”, maar probeer er een leermoment van te maken: wat liep er fout en wat kan er beter? Heel wat supertalenten wandelen door de jeugdreeksen en leren onderweg niet wat het is om te verliezen. Dan lopen ze als prof plots tegen een muur.’
Ik zag onlangs een meisje van negentien jaar met een motivatiedip in mijn praktijk. Als je dan hoort dat ze gewoon passief het trainingsschema ondergaat, en zelf geen doelen kan stellen, dan is de oorzaak van haar dip meteen duidelijk. We zijn geen robots. Hier was duidelijk meer overleg met de trainer nodig. Overleg en inzicht krijgen in de trainingsopbouw is noodzakelijk. Niet alleen met de trainer, ook met anderen moet de click goed zijn. Als je samen bent met een topsporter, dan weet je dat dat gevolgen heeft, net zoals wanneer je partner bent van een arts of arbeider met nachtshiften. Zoek een evenwicht tussen je rol als partner en diens sportidentiteit. Eis niet dat een partner bij jou honderd procent partner is, dat kan niet. Ouders spelen een belangrijke rol. Ze zijn al van in het begin aanwezig. Het belangrijkste dat ik kan meegeven: geef je kind ruimte om te ontdekken, maar kleef er ook niet te veel deadlines op.’
‘Omgaan met sociale media is geen uitdaging voor de sport alleen. Het is een groot probleem van deze tijd, waar we nog geen kant en klare oplossing voor hebben. Topsporters zijn er gevoelig aan, omdat ze een job hebben in de aandacht. Durf los te koppelen. Voel je niet slecht s als je je account gewoon afzet. Dat mag hoor. Ik ken atleten die zeggen: waarom zou ik lezen wat ze op sociale media over mij schrijven, het zal mij niets bijbrengen.’